Hieronder vind je twee WRTS-lijsten met daarin de
belangrijkste sterke werkwoorden in het Duits.
Het zijn er samen ongeveer 100. Dat lijkt veel, maar het worden er al veel
minder als je bedenkt dat veel van die werkwoorden afgeleid zijn van een
basiswerkwoord.
Denk bijvoorbeeld aan het Nederlandse werkwoord ‘vinden’ .
Stamtijden
Vinden-vond-gevonden
Als je dat weet, ken je ook de stamtijden van afgeleide
werkwoorden. Kijk maar:
Uitvinden-vond uit-uitgevonden
Terugvinden-vond terug-teruggevonden
Bevinden-bevond-bevonden
Datzelfde geldt ook voor de Duitse sterke werkwoorden.
Finden-fand-gefunden (vinden)
Herausfinden-fand heraus-herausgefunden (ontdekken)
Erfinden-erfand-erfunden (uitvinden)
Of:
Sehen-sah-gesehen (zien)
Einsehen-sah ein-eingesehen (inzien)
Aussehen-sah aus-ausgesehen (uitzien)
Opdracht 1
Neem nu eerst de lijsten met de belangrijkste sterke werkwoorden over in je WRTS.
Neem nu eerst de lijsten met de belangrijkste sterke werkwoorden over in je WRTS.
Opdracht 2
Leer –om te beginnen- de betekenis van de werkwoorden van
het Duits naar het Nederlands.
De vervoeging van de sterke werkwoorden gaat in de
tegenwoordige tijd meestal op dezelfde manier als die van de zwakke
werkwoorden.Denk daarbij aan e/st/t/en/t/en.
Vergelijk:
zwak ww
Leben
ich
leb-e
du
leb-st
er/sie/es
leb-t
wir
leb-en
ihr
leb-t
sie/Sie
leb-en
sterk ww
rufen
ich
ruf-e
du
ruf-st
er/sie/es
ruf-t
wir
ruf-en
ihr
ruf-t
sie/Sie
ruf-en
Afwijkingen kom je tegen als er een –a- of een –e- in de
stam staan.
Opdracht 3
Kijk daarvoor eerst naar het filmpje over de sterke werkwoorden met een –e- in de stam. Bij de werkwoorden met een -a- in
de stam gaat het eigenlijk precies hetzelfde (maar iets makkelijker).